Volg STB
Image Alt

Atletiek onderdelen

Atletiek onderdelen

De regels
Bij het sprinten moet er worden gestart uit een startblok. De meest gelopen sprintafstanden zijn 40m, 60m, 80m, 100m, 200m en 400m.

Tijdens de sprint moet er binnen de eigen baan gelopen worden. De lijnen mogen niet overschreiden worden, wanneer dit wel gebeurt kan een atleet gediskwalificeerd worden.

De nummers van de atleten zitten bij de sprint op de rug.

Materiaal
Voor het sprinten worden spikes gebruikt. De spikes geven extra grip en hebben een hoger staande (iets gekantelde) neus om afzet met de “bal” van de voet de verbeteren.

Sprinten

Techniek
Het klaarzetten van de startblokken gaat als volgt.

  • Bepaal het voorste en achterste been.
  • Het voorste blok zet je twee voeten van de startlijn af (bij het voorste been).
  • Het achterste blok zet je drie voeten van de startlijn af (bij het achterste been).
  • Doe een proefstart om te kijken of de starthouding goed is.

Sprint

Innemen starthouding: Commando: “Op uw plaatsen”.

  • Voeten tegen de startblokken.
  • Knie van het achterste been aan de grond.
  • Duim en wijsvinger evenwijdig aan de startlijn, steunen op de toppen.
  • Handen op schouderbreedte, armen gestrekt.
  • De atleet kijkt een meter voor zicht op de grond.
  • LET OP! De atleet mag in starthouding niet op zijn been gaan zitten.

Sprinten Sprinten

Innemen klaarhouding: Commando: “Klaar”.

  • De kont wordt gelift en het achterste been wordt volledig tegen de startblok aangedrukt.
  • De schouders gaan naar voren zodat er druk op de armen komt te staan.
  • De atleet kijk nu naar de startlijn.

Sprinten

Start sprint: “Afschieten startpistool”.
Bij het starten moet een voorwaartse beweging gemaakt worden met als eerste een grote pas.
Neem hierbij je armen actief mee!
LET OP! Probeer de eerste 10 meter een opgaande beweging met de romp te maken, dus niet meteen recht omhoog staan bij de start. Zie de gehele startbeweging hieronder afgebeeld.

Sprinten

Wedstrijdreglement voor pupillen
Bij de start van de looponderdelen is het toegestaan dat familieleden, begeleiders of trainers een pupil assisteren bij het aan- en uitkleden en het gereedmaken van de startblokken.

Pupillen zijn niet verplicht van startblokken gebruik te maken.

De starter kan een pupil na een valse start waarschuwen zonder hem hiervoor verder te bestraffen.

Als een pupil tijdens de 40m of 60m komt te vallen en er na oordeel van de scheidsrechter niet van opzet sprake is, mag hij de afstand overlopen, bij voorkeur in een andere serie.

De regels
De verspringbanen bestaan uit het aanloopgedeelte, een afzetbalk en een springbak. De minimale lengte van het aanloopgedeelte is 40 meter. Het einde van het aanloopgedeelte wordt gemarkeerd door de afzetbalk, die 20 cm breed is. Minimaal 1 meter en maximaal 3 meter achter de afzetbalk ligt de springbak, die gevuld is met zand.

Het is de bedoeling om zover mogelijk in de springbak te springen. De gesprongen afstand wordt gemeten tussen de achterste indruk in de springbak en de rand van de afzetbalk (loodrecht hierop).

De atleten mogen ieder 3 keer proberen om zover mogelijk te springen. De beste sprong telt. Als de voet van de atleet de afzetbalk overschrijdt bij het afzetten, is de gesprongen afstand ongeldig. Tevens geldt dit als een poging. Verder is het verboden om door de bak terug te lopen. Je moet altijd meteen aan de zijkant de bak verlaten. Als je dit niet doet, is de sprong ongeldig.

Voor de veiligheid moeten de kuilen die door de springers worden gemaakt regelmatig dichtgeharkt worden. Om beter te kunnen zien of de atleet wel voor de balk afgezet heeft, is er na de balk een plasticinebalk aangebracht. Dit laagje plasticine steekt 7 mm boven de balk uit. Als de atleet de balk overschrijdt, maakt hij een afdruk in de plasticine en wordt zijn sprong afgekeurd.

Verspringen

Materiaal
Voor verspringen heb je schoenen nodig waar je veel grip mee hebt en dus goed mee kunt afzetten. Bijna altijd worden hiervoor spikes gebruikt. Spikes zijn speciale schoenen met kleine nopjes. Op de speciale ondergrond van de atletiekbaan hebben atleten die spikes gebruiken meer grip. Hieronder zie je een plaatje van de zool van een verspringspike.

Verspringen

Techniek
Bij verspringen moet je rekening houden met de regel dat de achterste afdruk in de springbak geldt voor de meting van de afstand.Als je geland bent, moet je dus niet naar achter vallen!

Let er bij deze sprong op dat je strak voor je uit blijft kijken en trek je opzwaaibeen pas bij in het dalende gedeelte. Als je het springen onder de knie hebt, kan je de aanloopafstand vergroten naar 9-11 aanloop passen.

Let er hierbij op dat je telkens met hetzelfde been begint met aanlopen. Markeer het punt waar je start. Mocht je niet goed uitkomen bij het afzetten, verplaats je startpunt dan iets. Let ook bij de langere aanloop op de afzet en de sprong. Je afzetbeen moet zich steeds volledig strekken en het zwaaibeen moet flink omhoog zwaaien.

verspringen

Wedstrijdreglement voor pupillen
Bij het verspringen moet worden afgezet vanuit of voor een wit gemarkeerd vlak, waarvan de lengte en breedte resp. 0,80m en 1,22m moeten bedragen. Gezien vanuit de looprichting, vormt de afzetlijn in het afzetvlak de achterste grens van het vlak en ligt het dichtst bij de landingsbak (zie tekening).

De afstand tussen het afzetvlak en de rand van de landingsbak moet circa 0,50m zijn (in verband met veiligheid). De afzet in het vlak en de afzet voor het vlak, zowel gedeeltelijk in het vlak en gedeeltelijk voor het vlak worden goedgekeurd.

De afstand moet worden gemeten vanaf de dichtsbijzijnde indruk in het zand tot aan de voorzijde van de voetafdruk. Als wordt afgezet voor het afzetvak, moet de afstand worden gemeten tot aan de rand van het afzetvlak, die het verst van de zandbak verwijderd is.verspringen

De regels
Het doel van balwerpen is om de bal over een zo groot mogelijke afstand te werpen.

De atleet mag tijdens de aanloop en het werpen het einde en de zijkanten van de aanloopbaan niet overschrijden.

Iedere atleet mag tijdens een wedstrijd 3 keer werpen. De bal moet binnen de sectorlijnen landen. Dit zijn lijnen die hun oorsprong hebben in het zogenaamde 8 meter punt. Vanaf daar maken ze een hoek van 28 graden met elkaar (zie afbeelding).

speerwerpen

Na een worp gebruikt men een meetlint om de geworpen afstand op de meten. De gemeten afstand is de afstand tussen het punt waar de bal neerkomt (het “0-punt”) en de afwerpboog.

Materiaal
Er wordt geworpen met hiervoor speciale ballen. Per categorie wordt er met een ander gewicht geworpen:

  • 170-200 gram (pupillen A)
  • 140-160 gram (pupillen B)
  • 80-100 gram (mini)

Techniek
Het is niet zo dat sterke spelers ook automatisch ver kunnen werpen. Bij balwerpen is de techniek van het werpen namelijk erg belangrijk.

De basis van het balwerpen is de standworp. De uitgangshouding hierbij is (voor rechtshandigen):

  • Het lichaamsgewicht op het gebogen rechterbeen.
  • Voeten wijzen in de werprichting.
  • De linkerlichaamszijde is naar de werprichting gekeerd.
  • De werparm is nagenoeg gestrekt naar achter.
  • De handrug wijst naar de grond.
  • Je kijkt schuin omhoog, voorwaarts in de werprichting.

Wanneer de standworp beheerst wordt kan er geworpen worden met een 3-pas. Rechtshandigen beginnen deze aanloop door uit te stappen met het linkerbeen, vervolgens met rechts een grote pas schuin voorwaarts te maken en af te werpen terwijl het linkerbeen naar voren gaat (zie afbeelding).

Balwerpen

Crosslopen, oftewel lopen door het bos op (zand)paden, duinen of op het strand en niet op asfalt, maakt je sterker en kan minder belastend zijn voor de gewrichten. Wel is crosslopen blessuregevoeliger.

Waar te lopen?
Mocht je niet naast het bos wonen dan is dat geen ramp, je kunt tegenwoordig namelijk op erg veel plaatsen trainen. Kijk maar eens of er een park in de buurt is, een school of universiteit, een golfbaan of natuurlijk gewoon een atletiekbaan (grasbaan).

Welke schoenen?
Ben je klaar om te lopen dan moet je zorgen voor goed schoeisel. Schoenenfabrikanten maken speciale hardloopschoenen met stevigere zolen en duurzaam leer aan de bovenkant.

Cross

Moet ik verder ergens op letten?
Vermijd in het begin super modderige paden maar wen al wel aan het idee vies te worden.

Doe het de eerste paar keer ook rustig aan. Als je nooit eerder een cross hebt gelopen dan moeten je lichaam en je voeten wennen aan het terrein. Misschien is het goed om eerst het parcour een keertje te wandelen om gewend te raken.

Het meest belangrijk is echter dat je niet vergeet te genieten! Lopen in de natuur is heerlijk dus kijk goed om je heen!

De regels
De discus wordt geworpen vanuit een betonnen ring van 2,50 m doorsnede, met opstaande kanten van bandijzer die een hoogte van slechts 14-26 mm hebben.

De ‘aanloop’ bij het discuswerpen bestaat uit rotaties van de werper, die daarbij binnen de ring moet blijven.

Om veiligheidsredenen staat om de ring een werpkooi van gaas met slechts aan één zijde een opening. Een worp is slechts dan geldig, wanneer de discus landt in een sector van 34,92°, en als de werper de ring verlaat, nadat de discus geland is. De ring moet vanuit de achterste helft van de ring verlaten worden.

De werpafstand wordt gemeten van de rand van de ring tot de dichtstbije indruk die de discus in het veld maakt. Bij de meeste wedstrijden krijgt iedere werp(st)er drie pogingen, waarna de beste zes of acht atleten nog drie extra pogingen mogen doen.

Materiaal
Een discus bestaat uit een houten of kunststof middendeel met daaromheen een vrij smalle metalen rand. Bij de discus is qua vorm weinig variatie toegestaan, maar er is wel variatie in de gewichtsverdeling.

Bij disci voor topwerpers kan tot meer dan 90% van het gewicht in de rand van de discus zitten, terwijl dat bij eenvoudige disci slechts zo’n 70% is.

Bij het discuswerpen wordt gebruikt gemaakt van speciale schoenen met weinig profiel aan de onderkant van de schoen. Hierdoor is het draaien in de ring mogelijk.

Discuswerpen

Discuswerpen

 

Per leeftijdscategorie wordt er met een apart gewicht geworpen:

  • Meisjes junioren B werpen met 1 kg.
  • Jongens junioren B werpen met 1,5 kg.
  • Meisjes junioren A werpen met 1 kg.
  • Jongens junioren A werpen met 1,75 kg.
  • Dames senioren/masters werpen met 1 kg.*
  • Heren senioren/masters werpen met 2 kg.*

* Masters mogen na een bepaalde leeftijd met een lichter gewicht werpen.

Techniek
Van zeer groot belang is dat de discus ontspannen wordt vastgehouden. De discus ligt “losjes” in de hand. De rand van de discus ligt op de laatste vingerkootjes. Zeker GEEN grijpbeweging maken.

Afwerpen met de wijsvinger of de middelvinger.
Bij een rechtshandige werper roteert de discus MET de klok mee.

Hieronder is het werpen van de discus weergegeven:

  • Tijdens deze fase zijn de benen 30 – 60 graden gebogen.
  • Het lichaamsgewicht is evenredig verdeeld over beide benen.
  • Tijdens deze fase moet men de schouderas zoveel mogelijk horizontaal houden.
  • Armen zijn in elkaars verlengde.
  • De discus wordt zoveel mogelijk ook horizontaal ingezwaaid.
  • Tijdens dit inzwaaien wordt de discus zover mogelijk naar achter gebracht.
  • Hierna begint het eigenlijke discuswerpen.
  • De linker knie draait in de werprichting.
  • Deze fase eindigt wanneer bij het ingaan van de draai de rechtervoet lost komt van de grond, waarna overgegaan wordt op de 1e éénbenige fase.
  • Deze fase behelst het moment van plaatsing van de rechtervoet in het midden van de ring tot het moment dat de linkervoet voorin de ring de grond raakt.
  • Het is uitermate belangrijk dat de rechtervoet ongeveer in het midden van de ring geplaatst wordt.
  • Het zou zelfs mogelijk zijn om de rechtervoet net over het midden van de ring te plaatsen.
  • De plaatsing van de rechtervoet dient minimaal op 12 uur te zijn.
  • Een zeer belangrijk observatiepunt is dat op het moment van landing van de rechtervoet, deze samen met de rechterheup en de rechterschouder één rechte lijn vormen.
  • Nadat de rechtervoet geplaatst is wordt het linkerbeen zo kort mogelijk langs het rechterbeen naar de voorzijde van de ring gebracht.
  • De rechtervoet blijft na plaatsing direct DOORROTEREN in de werprichting.
  • Vanuit de Power Position wordt het lichaamsgewicht tegen het linkerbeen “aangedrukt”.
  • De heupen worden zover mogelijk explosief naar voren gedraaid.
  • Blokkeren aan de linker lichaamszijde = snelheidsverhogend voor de rechterzijde.
  • Lichaam rechtop houden.
  • Een overhellen naar rechts tijdens de afworp zelf is toegestaan.
  • Na de afworp blijft de atleet staan

Let op! Er zijn meerdere manieren om een discus te werpen. Dit is slecht één voorbeeld.

Discus

Hardlopen is voor bijna iedereen geschikt. Vrijwel iedereen die kan lopen, kan ook hardlopen. Wanneer er langere tijd achtereen veel kilometers worden gelopen is dit een vorm van duurlopen ofwel duursport.

Hardlopen traint het uithoudingsvermogen en zorgt dat spieren worden opgebouwd. Sport voorziet het lichaam in de beweging die het nodig heeft.

Wanneer men begint met lopen, dan is het vooral belangrijk om de tijd te nemen en rustig de trainingsintensiteit toe te laten nemen. Het is gebruikelijk om bij een vereniging aan te sluiten. De trainers zorgen hier voor advies zodat de loper minder snel geblesseerd raakt.

Drinken
Bij duurlopen langer dan 1 uur en bij warm weer is het belangrijk om onderweg te drinken om het verlies aan vocht door transpireren te compenseren. Gewoon water is een mogelijkheid, maar water verblijft relatief lang in de maag wat door veel hardlopers als onplezierig wordt ervaren. Sportdrank is beter geschikt omdat hierin zouten en mineralen zijn opgenomen, die er voor zorgen dat de drank sneller in het lichaam wordt opgenomen. Tevens wordt het verlies van zouten en mineralen gecompenseerd, die zich in het transpiratievocht bevinden. Teveel drinken is echter ook niet goed.

Kleding
Om te kunnen hardlopen is het dragen van goede hardloopschoenen noodzakelijk. Als dit niet het geval is, is de kans op een blessure groter.

Hardloopschoenen zijn gemaakt om op hard te lopen. Dit betekent dat ze berekend zijn op de belasting die bij hardlopen plaatsvindt. Volgens specialisten dienen hardlopers hun schoenen ofwel na 1000 tot 1500 kilometer, ofwel na 2,5 jaar gebruik, te vervangen. Na die afstand of periode dempen de hardloopschoenen de schokken namelijk niet meer effectief.

Verder zijn een comfortabel, functioneel (ademend en vocht-afvoerend) shirt en broek gewenst om zo comfortabel mogelijk te kunnen lopen.

De regels
Bij de estafette loop je met meerdere mensen een afstand. Ieder loopt namelijk een stukje van de totale afstand.

Bij het wisselen van loper moet er een (holle) estafettestok doorgegeven worden. Deze stok is minimaal 28 en maximaal 30 cm lang. Bij de langere estafettenummers hoeft er geen stok doorgegeven te worden maar is het aantikken van de volgende loper voldoende.

Verder mag de volgende loper bij de korte afstanden een “aanloop” van 10 meter maken. Hij kan dan alvast op snelheid komen voordat hij de stok overpakt.

De verschillende estafettenummers en de bepalingen per nummer staan hieronder op een rij:

Lengte Categorie Wisselen 10m aanloop Afzonderlijke banen
4x40m Pupillen B,C stok toegestaan gehele loop
4x60m Meisjes Junioren D, Pupillen A stok toegestaan gehele loop
4x80m Meisjes Junioren C, Jongen Junioren D stok toegestaan gehele loop
4x100m dames/heren stok toegestaan gehele loop
2x200m dames/heren stok toegestaan min. 500m
4x400m dames/heren stok verboden min. 500m
4x800m dames/heren aantikken verboden eerste 100m
4x1500m heren aantikken verboden n.v.t.

Techniek
Een belangrijk onderdeel van estafette is het doorgeven van het estafettestokje. Als dit niet goed gebeurt, kan hierbij veel tijd verloren gaan!

De brenger loopt van achter op de ontvanger af. Hij heeft hierbij het stokje in de rechterhand. Als hij bij de ontvanger is, “slaat” hij het stokje van onder in de linkerhand van de ontvanger. De ontvanger moet klaarstaan met de linkerarm gebogen in de elleboog. Zijn duim en aangesloten vinger vormen een vork wijzend naar beneden. Na het aanpakken moet de ontvanger het stokje naar de rechterhand overpakken.

Het moment van “overslaan” van het stokje is op de afbeelding hieronder weergegeven.

estafette

Wedstrijdreglement voor pupillen
Bij de estafettes is het aanloopvak niet toegestaan. Pupillen moeten hun loop binnen de wisselzone beginnen.

De regels
Bij hoogspringen is het de bedoeling om over een lat te springen. De lat-doorsnede is driekantig of rond en heeft platte vlakken aan de uiteinden. Die uiteinden rusten ieder op steun die vast zit aan een standaard. Achter de lat ligt een dik mat van minimaal 5 meter lang en 3 meter breed. Deze mat is de landingsplaats van de atleet.

De atleet mag zelf een beginhoogte voor de lat kiezen. Als hij hieroverheen gesprongen is, moet hij de lat hoger plaatsen, net zolang tot hij 3 keer achter elkaar een foutsprong heeft gemaakt. Bij een foutsprong valt de lat van de steunen af. Een poging mag afgebroken worden als de grond of de matras voorbij de standaards niet aangeraakt is.

De springhoogte is de afstand tussen de bovenzijde van de lat en de grond. Dit getal wordt afgerond naar beneden op hele centimeters.

Tenslotte mag er bij de afzet maar één voet gebruikt worden.

Materiaal
Voor hoogspringen heb je schoenen nodig waar je veel grip mee hebt en dus goed mee kunt afzetten. Bijna altijd worden hiervoor spikes gebruikt. Spikes zijn speciale schoenen met kleine nopjes. Op de speciale ondergrond van de atletiekbaan hebben atleten die spikes gebruiken meer grip. Aan de achterkant van de schoen zitten ook spikes om de afzet te verbeteren. Hieronder zie je een plaatje van de zool van een hoogspringspike.

Hoogspringen

Techniek
De meeste bekende en uitgevoerde sprong is de Fosburyflop (of kortweg flop). De aanloop van een fosburyflop bestaat uit een aantal passen (4-8) in een rechte lijn plus een aantal passen (3-5) in de vorm van een cirkelboog. Het hoofd van de atleet gaat als eerste over de lat, waarna de rest van het lichaam om de lat heen draait met de rug ernaartoe gekeerd. Hoogspringen

Wedstrijdreglement voor pupillen
Pupillen hebben recht op drie pogingen op elke hoogte. Driemaal aanlopen zonder te springen wordt aangemerkt als een poging.

De aanbevolen aanvangshoogten bij het hoogspringen voor pupillen zijn:

  • Meisjes Pupillen C – 55cm
  • Meisjes Pupillen B – 60cm
  • Meisjes Pupillen A – 70cm
  • Jongens Pupillen C – 55cm
  • Jongens Pupillen B – 60cm
  • Jongens Pupillen A – 70cm

De vervolghoogten worden behaald op een veelvoud van 5cm.

De regels
Bij hordenlopen moet de atleet tijdens het lopen van een bepaalde afstand een aantal keer over een zogenaamde “horde” springen. Een horde is een hekje dat op de loopbaan van iedere atleet staat.

De hoogte varieërt per afstand, net als de afstand tussen iedere horde. Hieronder zie je een tabel met bepalingen per afstand. De aanloop en de uitloop zijn respectievelijk de afstand tot aan de eerste horde en de afstand vanaf de laatste horde tot aan de finish.

Lengte Categorie Hoogte Aantal horden Aanloop Tussenafstand Uitloop
60m dames 0,84m 5 13m 8,50m 4,50m
60m heren 1,067m 4 13,72 9,14m 9,72
100m dames 0,84m 10 13m 8,50m 10,50m
110m heren 1,067m 10 13,72m 9,14m 14,02m
400m dames 0,762m 10 45m 35m 40m
400m heren 0,914m 10 45m 35m 40m

Voor iedere afstand geldt dat de horde bij een druk van tenminste 3,6 kg moet gaan kantelen. Verder mag elke horde maximaal 1,20m breed zijn.

Als de atleet over de horde springt, mag zijn voet of been niet langs de horde bewegen. Tenslotte mag de atleet zoveel hordes omlopen als hij wilt. Besef echter wel dat het omlopen van een horde tijd kost.

Techniek
Het volledige bewegingsverloop van het hordenspringen is hieronder te zien.

Hordenlopen

Let er op dat de schouders recht gehouden worden, dus loodrecht op de looprichting. Om dit te bereiken moet je, als je rechts afzet, je linkerarm bij het springen naar voren zwaaien. Als je links afzet zwaai je je rechterarm naar voren. De landing van het voorste been wordt vlak na de horde geplaatst vervolgt door een grote pas van het achterste been om snelheid te behouden.

De regels
Kogelslingeren (ook wel hamerslingeren) is een onderdeel binnen de atletiek waarbij een kogel, die bevestigd is aan een staalkabel met een handvat, zo ver mogelijk moet worden weggeslingerd.

De werpring meet 2,135m (7 voet) in doorsnede. De afstand van de worp hangt af van een een aantal factoren: de snelheid van de slingerkogel bij het loslaten, de verticale hoek waaronder geworpen wordt en uiteraard de juiste richting.

De kogel dient binnen een bepaald gebied (de werpsector) terecht komen. Valt de kogel daarbuiten, of stapt de atleet uit de afwerpring (bijvoorbeeld door het verlies van het evenwicht), dan wordt de worp ongeldig verklaard.

De sector waarbinnen de kogel dient te landen is 34,92°. De wand van de kooi bestaat uit een net van stevig touw en in de opening van de kooi zitten aan weerszijden deuren.

Bij rechtshandige werpers staat de linkerdeur dicht, bij linkshandigen de rechter. De opening is 6 meter breed (met de deur dicht 4m) en moet zich 7 meter vóór het centrum van de werpring bevinden. De deuren van de kooi moeten 10 meter hoog zijn. Dit alles maakt dat de kogel bijna niet meer buiten de sector kan landen, maar heeft ook als gevolg dat het handvat bij een in de goede richting geworpen kogel soms toch het net raakt, wat een mindere werpafstand zal opleveren.

Materiaal
Bij het kogelslingeren is een handschoen en een slingerkogel nodig. De handschoen dient ter bescherming.

Kogelslingeren

Kogelslingeren

 

Techniek
De grootste afstanden worden bereikt door de kogel meerdere keren rond het hoofd te draaien, en daarna zelf snel met de kogel mee te draaien vooraleer deze los te laten vooraan in de werpcirkel.

Veel topwerp(st)ers maken vier draaien in de ring, drie draaien komt echter ook voor. Een enkeling maakt vijf draaien, maar het wereldrecord bij de mannen is geworpen na drie draaien. Het toevoegen van een extra draai betekent dat de kogel meer versneld zal kunnen worden, maar betekent ook dat de kans op balansverstoring nog groter wordt.

Voor de meesten ligt het optimum daarom bij drie of vier draaien, een draai meer leidt niet tot betere prestaties. Balans is nu eenmaal enorm belangrijk en maakt trouwens dat kogelslingeren minder zwaar is dan de leek zou denken.

Misschien is het ook moeilijker dan het in eerste instantie lijkt, het nummer vereist een zeer lange leerperiode.

De regels
Bij kogelstoten moet de atleet een kogel zover mogelijk de sector in stoten. Het stoten moet beginnen vanuit stilstand binnen een ring. Deze ring heeft een diameter van 2,135 meter. Een deel van de omtrek van de ring bestaat uit het stootblok, welke 10 cm boven het oppervlak van de ring uitsteekt.

kogelstoten

Het “werpen” van de kogel is verboden. De kogel moet zich dan ook bij het begin van de stoot dichtbij de kin en voor het vlak van de schouder bevinden.

Tijdens de stoot en de voorbereidingen daarop mag de atleet niet buiten de ring komen. De atleet mag zijn of haar voet tegen het stootblok plaatsen.

De kogel moet binnen de sectorlijnen neerkomen. De sectorhoek bij kogelstoten is 34.92 graden. De gestootte afstand wordt gemeten tussen de dichtsbijzijnde indruk van de kogel (het “0-punt”) en de binnenzijde van het stootblok. Iedere deelnemer mag 3 keer stoten. Na deze 3 stoten telt de beste stoot.

Na de poging moet de atleet aan de achterkant van de ring uitstappen (over de middenlijn).

Materiaal
De zwaarte van de bal hangt af van de gewichtklasse en sekse. De gewichten lopen uiteen van 1 kilogram tot en met 7,26 kilogram.

Gewichten van de kogel per categorie:

  • Pupillen C stoten met 1 kg
  • Pupillen B stoten met 2 kg
  • Pupillen A stoten met 2 kg
  • Meisjes junioren D stoten met 2 kg
  • Jongens junioren D stoten met 3 kg
  • Meisjes junioren C stoten met 3 kg
  • Jongens junioren C stoten met 4 kg
  • Meisjes junioren B stoten met 3 kg
  • Meisjes junioren A stoten met 4 kg
  • Jongens junioren B stoten met 5 kg
  • Jongens junioren A stoten met 6 kg
  • Dames Senioren/Masters stoten met 4 kg*
  • Heren Senioren/Masters stoten met 7,25 kg*

* Masters mogen na een bepaalde leeftijd met een lichter gewicht stoten.

Bij kogelstoten worden speciale schoenen gebruikt met een gladde zool. Omdat er geen (of nauwelijks) profiel op de zool zit is het aanglijden in de ringen mogelijk

kogelstoten

Techniek
Let erop dat je de kogel goed vasthoudt: de vingers licht gespreid, duim en pink ondersteunen de kogel aan de zijkant. De kogel moet op de vingers liggen, dus niet op de handpalm.

De basisbeweging voor kogelstoten is de standstoot. Deze gaat als volgt:

  • De kogel stevig in de hals drukken en je kin op de kogel leggen.
  • Elleboog van de stootarm halfhoog.
  • Vrije arm ontspannen voor het lichaam.
  • Je kijkt ongeveer 5 meter verder op de grond, in de tegenovergestelde richting als waarin je gaat stoten.
  • Voetplaatsing volgens de tekening.
  • Lichaamsgewicht op het rechterbeen.

Kogelstoten

Wanneer de atleet de standstoot techniek beheerst kan er met de aanglijtechniek gestoot worden. Deze techniek staat in de onderstaande afbeelding weergegeven:

Kogelstoten

De regels
Het doel van speerwerpen is om de speer over een zo groot mogelijke afstand te werpen. Bij het landen op de grond moet de punt van de speer als eerste de grond raken.

De speerwerper mag een aanloop van maximaal 36,5 meter nemen. Tijdens de aanloop moet de speer naar voren wijzen. De speerwerper mag tijdens de aanloop en het werpen het einde en de zijkanten van de aanloopbaan niet overschrijden.

Iedere atleet mag tijdens een wedstrijd 3 keer werpen. De speer moet binnen de sectorlijnen landen. Dit zijn lijnen die hun oorsprong hebben in het zogenaamde 8 meter punt. Vanaf daar maken ze een hoek van 28 graden met elkaar (zie afbeelding).

speerwerpen

Na een worp gebruikt men een meetlint om de geworpen afstand op de meten. De gemeten afstand is de afstand tussen het punt waar de speer neerkomt (het “0-punt”) en de afwerpboog.

Materiaal
De speer waarmee gegooid wordt bestaat uit drie delen:

  • Een metalen punt.
  • Een schacht van metaal.
  • Een handvat van koord.

Het handvat moet rond het zwaartepunt van de speer aangebracht zijn.

Speerwerpen

De gewichten van een speer per categorie zijn:

  • Meisjes junioren B werpen met 600 gram.
  • Meisjes junioren A werpen met 600 gram.
  • Jongens junioren B werpen met 700 gram.
  • Jongens junioren A werpen met 800 gram.
  • Dames senioren/masters werpen met 600 gram.*
  • Heren senioren/masters werpen met 800 gram.*

* Masters mogen na een bepaalde leeftijd met een lichter gewicht werpen.

Techniek
Het is niet zo dat sterke spelers ook automatisch ver kunnen werpen. Bij speerwerpen is de techniek van het werpen namelijk erg belangrijk.

De basis van het speerwerpen is de standworp. De uitgangshouding hierbij is (voor rechtshandigen):

  • Het lichaamsgewicht op het gebogen rechterbeen.
  • Voeten wijzen in de werprichting.
  • De linkerlichaamszijde is naar de werprichting gekeerd.
  • De werparm is nagenoeg gestrekt naar achter.
  • De handrug wijst naar de grond.
  • De speerpunt bevindt zich op ooghoogte.
  • Je kijkt schuin omhoog, voorwaarts in de werprichting.

Wanneer de standworp beheerst wordt kan er geworpen worden met een 3-pas. Rechtshandigen beginnen deze aanloop door uit te stappen met het linkerbeen, vervolgens met rechts een grote pas schuin voorwaarts te maken en af te werpen terwijl het linkerbeen naar voren gaat (zie afbeelding).

speerwerpen